Pastorale handel
VPRO Gids, mei 2019
Stijn Hilgers wil niets liever dan schaapherder zijn, maar kan steeds moeilijker rondkomen van de verdiensten. De documentaire Schapenheld toont de sloopkracht van commercie voor duurzaam landschapsbeheer.
Wie geluk heeft, komt soms een kudde schapen tegen. Een gescheperde kudde, dus rondtrekkend met een herder en een hond (of twee, drie) erbij. Zo’n treffen is als een tijdmachine: alles vertraagt en wordt stiller, de eeuwen verdwijnen. Je staat oog in oog met levende geschiedenis, met maaimachines op pootjes die ons landschap zoals we het nu kennen mede hebben vormgegeven. Want al zeker vierduizend jaar lopen herders met hun blaters door de velden; aan de kern van het vak is nauwelijks iets veranderd. Zij grazen, hij hoedt.
Een eenzaam beroep, althans, wat betreft het contact met mensen. Het biedt daardoor de mogelijkheid dusdanig op te gaan in de natuurlijke omgeving dat die in al z’n facetten tot je gaat spreken. Je ziet, hoort, ruikt, voelt, merkt dat alles met elkaar samenhangt. En dat dat iets is om met respect, zorg en wijsheid te benaderen. Weten wanneer de schapen welk gewas eten en zo bijdragen aan de soortenrijkdom van planten, om maar eens wat te noemen.
Zo lijkt het in elk geval Stijn Hilgers te vergaan; een eigenzinnige veertiger die twintig jaar lang met hart en ziel, geld en doorzettingsvermogen heeft geprobeerd om in Brabant een authentiek pastoraal leven te leiden. Tachtig procent van de tijd buiten zijn, wonen onder een leren hoed en in een gebreide trui, ‘s nachts slapen in het gras. Oftewel: ‘Openheid, rust, ruimte. Vrijheid.’ Aldus Hilgers, hoofdpersoon in Schapenheld, stappend door de ochtendmist in het gouden licht van de opkomende zon, met zijn Kempische heideschapen achter zich aan trippelend.
Ecologische kosten
Deze intieme, fraai in beeld gebrachte documentaire van Ton van Zantvoort – een van de tien publieksfavorieten tijdens het afgelopen IDFA – gaat over veel meer dan een markante herder, die zich geconfronteerd ziet met toenemende onmogelijkheden om zijn roeping op een verantwoorde en waardevolle manier gestalte te geven. Hilgers botst steeds vaker met Het Systeem, dat zich onder andere manifesteert middels oprukkende Vinex-wijken en industrieterreinen, afnemende graasgebieden en uitdijende regelgeving. En dat ook in deze branche om een nieuwe manier van ondernemen vraagt: via aanbesteding, zodat herders elkaars concurrenten worden. Waarbij ervaring leert dat de keuze regelmatig valt op degene met het laagste tarief en soms zwaar materieel. In plaats van de beste prijs in verhouding tot de geleverde, op duurzaamheid gerichte kwaliteit. Iets waarvan met name traditionele, streekgebonden herders de dupe worden, die alleen al om logistieke redenen hun diensten en kennis niet zomaar overal in het land kunnen verkopen. (Misschien biedt voor een aantal van hen de aanpak die Staatsbosbeheer onlangs bekendmaakte enig soelaas: herders krijgen daar voortaan langjarige contracten, zodat ze niet elke winter in onzekerheid zitten over hun toekomst.)
We zien Hilgers worstelen met een wereld waarin alles zo snel en goedkoop mogelijk moet. Goed voor de economie misschien, maar slecht voor de ecologie. Want het kost iets anders, wat meestal pas op langere termijn blijkt. En dan is het te laat, of is er al veel kapot. Schapenheld toont aan de hand van Hilgers’ weg dat elke keuze die je maakt, wat je waar koopt en wat je doet, gevolgen heeft. Of je nu een herder bent, beheerder van een natuurgebied of een argeloze passant.
Schapenkartel
Sinds 2016 staat de traditionele schaapherder op de Nederlandse lijst van immaterieel cultureel erfgoed. ‘Naast de Alkmaarse kaasdragers en het Brabantse worstenbroodje,’ smaalt Hilgers. Want wat is zo’n status waard als subsidies wegvallen en je nauwelijks van je werk kunt leven? Of de beroepsgroep over vijftig jaar nog bestaat; Hilgers betwijfelt het.
Van Zantvoort – verantwoordelijk voor zowel regie, camera, productie als montage – volgde Hilgers in 2010 voor een korte film, Het verleden heeft de toekomst. Toen ze elkaar een paar jaar daarna weer tegenkwamen, bleek Hilgers kaal geworden van de stress. Stress? Een schaapherder? Hilgers zei dat Van Zantvoort opnieuw met hem zou moeten meekomen. De woorden ‘oorlog op de hei’ vielen, en ‘schapenkartel’.
Met het romantische idee van het herdersleven maakt Van Zantvoort na de idyllische openingsscène snel korte metten. We zien Hilgers niet op een zomerdag met een grassprietje tussen zijn tanden lekker naast de kudde liggen, hond op zijn borst. Wel zijn we erbij wanneer hij in weer en wind zijn dieren door de bebouwde kom van de ene weide naar de andere moet zien te loodsen, met ongeduldig getoeter en een boete wegens een paar schapenkeutels op de stoep tot gevolg. Wanneer hij een nieuw begrazingscontract probeert te krijgen. Wanneer hij met het Gilde van Traditionele Schaapherders naar de Tweede Kamer gaat om een brandbrief te overhandigen.
Dat Hilgers niet alleen maar boos en getergd is, blijkt uit warme opnamen bij hem thuis, met zijn vrouw en twee zoontjes. Uit de getuigenis van de hem vrijwillig helpende slager, op wie hij een grote invloed heeft gehad. En tijdens de initiatieven die hij neemt om wat extra verdiensten te verwerven: een barbecue op de boerderij, schapen scheren tijdens een braderie, deelnemen aan een tv-programma. Maar de kosten wegen zelden op tegen de baten. Bovendien heeft Hilgers geen horecavergunning, dus dan mag er van alles niet.
Het lijkt zo simpel: Hilgers wil kunnen leven van het land op een manier die voor niets en niemand schadelijk is. Zoals het vroeger heel gewoon was. Maar het in Nederland leiden van een eenvoudig bestaan is anno 2019 zo makkelijk nog niet.