Angela van der Elst

logo-angela-van-der-elst
bloeiende-lelies

Zomerbloeiers

bloeiende-lelies

Zomerbloeiers

Gooische TamTam, zomer 2022

Aan mooie tuinen geen gebrek in ’t Gooi. Tuinen met een lange (en bijzondere) historie, een educatief doel, om mee te pronken, uit te eten of als omlijsting voor kunstwerken. Ze zijn nu op hun fleurigst, dus hop, de paden op, de lanen in, om te genieten van wat er zoal groeit en bloeit.


Wild en eigenwijs mini-Gooi – De Gooise Heemtuin

Aan de noordelijke rand van Blaricum ligt een geheim: de Gooise Heemtuin. Vlakbij natuurgebied ’t Harde en het Warandepark, naast de begraafplaats en een bijenschans. Een relatief jonkie is het, want pas in 1995 werd-ie hier aangelegd, ongeveer twintig jaar nadat z’n voorloper bij het gemeentehuis – een populaire wildeplantentuin voor van nature in ‘t Gooi voorkomende soorten – had moeten wijken voor een parkeerterrein.
Op een vrij klein oppervlak voorziet de heemtuin in een verrassend en avontuurlijk overzicht van wat er in deze regio landschappelijk zoal te vinden is als gevolg van de verschillende grondsoorten en variaties in hoogte. Je begint in een bos(je), slaat een hoek om en staat op de hei, wandelt verder langs een leemkuiltje en hebt zicht op een kalkhelling. Er is een poeltje – plons, daar gaat een kikker, en nog eentje – waaruit zich bij veel regenval een beekje vormt naar een lager gelegen moerassig gebied en een vennetje. Je ziet er mispel, sporkehout en brem. Vogelkers, varens en vingerhoedskruid. Cipreswolfsmelk, hartbladzonnebloem, rietorchis. (Tot zover; de soortenlijst is lang.) En dan wemelt het er ook nog, afhankelijk van het seizoen en de weersomstandigheden, van de (korst)mossen en paddenstoelen. Oftewel: het is een tuin vol aanwaaiers en overlopers, want zo gaat dat, als je iets vooral met rust laat.

Wekelijkse bloeilijst
Plantenliefhebbers kijken hier hun ogen uit, een leek verwacht vaak meer bloemen – dat weet Wouter Nugteren, die al zo’n vijfentwintig jaar als vrijwilliger nauw betrokken is bij de groei en bloei van deze Gooische enclave. De natuurlijke spontaniteit krijgt namelijk van half maart tot november elke woensdagochtend aandacht van een trouw groepje natuurliefhebbers. De heemtuin mag dan wild zijn; verwildering is niet de bedoeling, zegt Wouter. Dus helpen de groene vingers hier en daar een handje, door heel precies wat te wieden, de vijver bij te vullen, de paden schoon te houden en soms iets te zaaien.
Het educatieve karakter bewijst zich door de bordjes die je onderweg tegenkomt, met daarop voor het hele jaar geldende landschapsinformatie naast specifieke toelichtingen per seizoen. Ook hangt er een wekelijkse bloeilijst, is er een imposant en drukbezocht bijenhotel, en voorziet de bosrand in diverse nestkasten. Want zulk gevarieerd groen (en badderwater) trekt ook dieren in vele gedaanten aan. Spechten, lijsters, roodborstjes; koekoeksbijen, graafwespen, waterjuffers; padden, salamanders, bruine en groene kikkers; eekhoorns en muizen. Er lijkt geen eind te komen aan de levendigheid en soortenrijkdom van dit eigenwijze mini-walhalla van ’t Gooi, waar op verzoek een rondleiding gegeven kan worden. Zachtjes verder vertellen, aan de fijnproever.

Verborgen plantenrijk – De Costerustuin

Een opgewekte dame onderbreekt haar wiedwerkzaamheden. ‘Hallo, kan ik je ergens mee helpen?’ In haar ene hand heeft ze een schepje, in haar andere een bergje zand waaruit wat groene blaadjes steken: ‘Een uitgegraven stekje van een kogeldistel, want één plant is genoeg.’ De mevrouw heet Nikoline en is een van de vaste vrijwilligsters die zich elke dinsdag- en vrijdagochtend over de Costerustuin in Hilversum ontfermen.
Deze schatkamer ligt sinds 1930 verscholen tussen bebouwing aan de Zonnelaan en heeft een speciale indeling; daarom heet het een systeemtuin: alle planten die tot één orde horen, staan bij elkaar. Zo is er een vak met de composietenorde – oftewel samengesteldbloemigen – en daarin blijken de kardoen, zomeraster, mariadistel en morgenster familie van elkaar. De winde-orde herbergt uiteenlopende verwanten als geitenverdriet, rolklaver en mansoor; onder de anjerorde vallen zowel rabarber als zeepkruid. Planten die qua blad, bloem en formaat enorm verschillen, kunnen dus onder dezelfde categorie vallen. Zo leer je nog eens wat, zeker met al die naambordjes overal (en op de webstek is nog meer informatie te vinden).

Regelmatig wieden
Precies dat was de bedoeling van Jan Costerus (1849-1938); een bioloog die al vroeg de waarde inzag van inheems groen en het belang van natuurbehoud. Wie de plantenwereld leert kennen, zal er de schoonheid van gaan inzien, was zijn overtuiging, en daarom spande hij zich in voor de aanleg van een tuin vol soorten die, in eerste instantie, in Nederland voorkomen.
Sindsdien, al bijna een eeuw, kan wie dat wil zich van zonsopgang tot zonsondergang laven aan de rijkdom die zich op deze overzichtelijke oppervlakte bevindt. Een oudere moeder en dochter maken even een rondje, zoals ze elke paar weken doen; een heer neemt plaats op een van de bankjes; een jongetje rent naar de vijver achterin om te kijken of er kikkers en salamanders zijn. De tuinvrijwilligers doen ondertussen hun best om de begroeiing er zo natuurlijk mogelijk uit te laten zien, en daarvoor is regelmatig wieden een voorwaarde. ‘De boerenkrokus verspreidt bijvoorbeeld talloze zaadjes, dus die halen we zoveel mogelijk weg.’
Dat wil niet zeggen dat iets dan per se verloren gaat: elk jaar is er op de eerste zaterdag van oktober een plantjesuitgiftedag waar iedereen van alles kan komen ophalen waarvoor geen plek (meer) is in de Costerustuin. Sympathiek, en wie weet een manier om nog meer vrienden te maken, want op een jaarlijkse, kleine gemeentelijke bijdrage na is dit plantenrijk afhankelijk van donaties.

High tea
Ook leuk: een van de dames organiseert op aanvraag een high tea, waarvoor ze lekkere dingen maakt met ingrediënten uit de tuin: pesto van daslook, lavendelkoekjes, paardenbloemengelei. ‘En dit,’ zegt Nikoline, terwijl ze een blaadje plukt van een struik die ze passeert, ‘is al net zo heerlijk; ruik je het? Citroenverbena. Liters thee drinken we ervan.’ Maar het is hier geen pluktuin, haast ze zich te zeggen. Kijken, ruiken, genieten, je verwonderen, de boel bewonderen, inspiratie opdoen of kennis – dat kan dan weer wel ongelimiteerd.
Vanonder een statige Japanse notenboom overziet een beeld van het hoofd van Costerus de perken die hier zo liefdevol worden bijgehouden. Op een paadje rolt een kat, vlinders dartelen boven de gewassen, gekwetter en gezang komt van alle kanten. Zomaar in dit ongewone lusthof ergens in een woonwijk.

Totaalpark met allure – Buitenplaats Gooilust

Die Frans Blaauw. Vooral aan hem zijn de luister van en vele verhalen over Gooilust in ’s-Graveland te danken, dat bijna meer een park is dan een siertuin. Met voor elk wat wils: een rozentuin, kruidenperk, boomgaard, stinzenplanten, arboretum, vijvers, en een iets erbuiten gelegen rododendronvallei. Onder andere, want het gaat maar door. Geen wonder dat er bij de ingang twee vrijwilligers klaarstaan om bezoekers te verwelkomen. En desgewenst te voorzien van een geplastificeerde plattegrond met uitleg voor onderweg, of een boekje dat te koop is. Wat staat waar, sinds wanneer en welke historie hoort erbij? Een zakdoekjesboom (zien is geloven), augurkenstruik, duivelswandelstok – hier zie je waartoe de combinatie van fortuin en fantasie op tuingebied kan leiden.

Giga ginkgo’s
Blaauw trouwde in 1890 met Louise Six, vijf jaar later erfde zij Gooilust van een tante, waarna Frans zich begon uit te leven. Hij was gek op planten, bomen en dieren en verzamelde (van haar geld) wereldwijd van alles, of dat nu groen, gevederd of gestreept was – van Kaukasische esdoorns en Oostenrijkse dennen tot een Chinese watercipres en Japanse koetsura (‘koekjesboom’). Die exotica kwam terecht in dit bevoorrechte hoekje van ’s-Graveland. Daardoor kun je je er nu laven aan giga ginkgo’s, een in 1933 door de Duitse keizer Wilhelm II geplante berk (die er voor een negentigjarige patent bijstaat) en reuzenlevensbomen.

Koetsje met zebra’s
Destijds stapten er parmantig kraanvogels, ibissen en flamingo’s door het gras; anno 2022 moet je het doen met kraaien, reigers, merels en wat er verder zoal aan inheems klinkt of passeert. Het gekwinkeleer is niet van de lucht, wat de idylle afmaakt, want een autoweg of andere bron van modern omgevingsgeluid is hier op flinke afstand.
Meneer Blaauw mocht zich graag over het terrein van zijn zelfgecreëerde wondertuin laten rondrijden in een koetsje getrokken door zebra’s. Begrijpelijk wel, gezien de omvang. De mens van nu bedient zich van de benenwagen en heeft tussendoor een keur aan bankjes tot zijn beschikking. En anders de oever van een waterpartij of ergens elders een stuk gazon. Even iets van alle indrukken laten bezinken, wat mijmeren onder een voorname boom. Eigenlijk is één middag niet genoeg.
Bij vertrek kan wie dat wenst (en indien voorradig) een stekje uit dit paradijs meenemen, in ruil voor een donatie in het daarvoor bestemde vogelhuisje. In de zomer zijn er soms ook kruiden, bloemen of fruit beschikbaar. Wat een weelde, geheel in stijl met de stichter.

Een tuin als schilderij – De beeldentuin van Singer Laren

Voor de natuurlijke aankleding van de beeldentuin van Museum Singer schakelde men een paar jaar geleden Piet Oudolf in. Een goed idee, want die gebruikt de grond als canvas en schildert daarop met planten en bloemen. Ongeacht waar hij werkt, of dat nu in Engeland, Amerika of Laren is. Hoe Oudolf begint, is te zien op de schets die hangt in de kas: een vrolijk ogende plattegrond met allemaal kleurige vormpjes waarin afkortingen van Latijnse plantennamen staan: epi, mol, ast, lob en ech. Een palet op papier.

Lampenpoetser
In een tuin van Oudolf is er elk seizoen veel fraais te beleven, van knop en bloem tot zaaddoos en kale stengel. Want alles heeft zo z’n eigen schoonheid, vindt hij. Op een paneel tussen al het groen staan de honderd plantensoorten die Oudolf in de museumtuin heeft gebruikt. Daar blijkt dat wat de leek ‘siergras’ noemt bijvoorbeeld Calamagrostis brachytricha heet (diamantgras), en de lampenpoetser ‘Liatris spicata’. Menig bezoeker raadpleegt de lijst, want hier zie je ongewone dingen. Zoals Achillea ‘Terracotta’ (duizendblad). Zo mooi, zegt een dame, ‘maar ik heb thuis net gele geplant’. Ideetje voor volgend jaar dan maar.

Zichthoek
Het beste is om er geregeld even bij te gaan zitten. En dat treft: her en der staan losse stoeltjes, zodat je je eigen zichthoek kunt bepalen. Dan bewijst zich pas echt de hand van de tuinmeester, die een dynamisch geheel heeft gecreëerd dat golft en piekt, zingt en zoemt, hier aaibaar lijkt, daar stekelig is, en waar lila, roze, rood, paars en geel harmonieus heen en weer wuiven met oranje, blauw, wit, zilver en groen. Een prachtige plek om een scheepje te laten stranden (‘Braamboot’, van Maria Roosen) of twee wonderlijke schapen te laten grazen (‘Schapen voor Anna’, van Guido Geelen). Want o ja, beelden staan er ook nog, omringd door al die kunstige natuur.