Angela van der Elst

logo-angela-van-der-elst

Allen voor één

Allen voor één

VPRO Gids, april 2019

Arte-serie Die Bienenflüsterer toont hoe imkeren er wereldwijd uit kan zien. De VPRO Gids keek mee tijdens de voorjaarsinspectie van een honingbijenvolk in Nederland. ‘Goed, kast dicht, klaar. Au.’


Op Borneo klimt Ouaksah ’s nachts in een vijftig meter hoge heilige boom om aan honing te komen. Chinasami en Jadayan moeten in India eerst dagen lopen voordat ze bij het gele goud zijn. Italiaan Carlo vaart met zijn bootje naar de Liparische eilanden om te zien hoe zijn ruim honderd bijenvolken ervoor staan. En in het Gooi pakt Liesbeth van der Pol de auto om haar bijenkasten – dertig in totaal, verdeeld over acht locaties – te controleren. Zoveel landen, zoveel soorten imkers.
‘Dag dames,’ zegt Van der Pol, eigenares van imkerij BijenZaken. Het is eind maart en tijd voor de voorjaarsinspectie. Dat betekent dat voor het eerst in het nieuwe jaar de bijenkasten gecontroleerd worden. En daarvoor moeten ze open. Hoe gaat het met het volk na de winter? Leeft het nog? Is er bedrijvigheid? Voldoende voedsel? Legt de koningin alweer eitjes? Van der Pol zet een imkerkap op, pakt haar beitel en beroker, en tilt het deksel van de eerste kast.
De bijen blijven nog even buiten beeld, want op de rijen raampjes waaraan raat hangt, ligt een dunne, houten plaat. De laatste barrière tot het volk. ‘Moet je hier eens voelen.’ Een vlak neergelegde hand leert dat het hout middenin warm is; een heel verschil met de koelere randen. Alsof je een levend wezen aanraakt. En in zekere zin is dat ook zo.
Duizenden tot tienduizenden honingbijen, het aantal hangt af van het seizoen, vormen samen een organisme. Een bij is daarin eigenlijk zoiets als een bloedcel, wat een gekke gedachte is voor een levensvorm met ogen, pootjes, haar en vleugels. Geen dier op zich, maar een schakeltje in een groot geheel, dat gaande de winter is gekrompen tot een kleine tros. Nu de lente zich aandient, begint opnieuw de groei van het volk.
De daarvoor benodigde nectar en stuifmeel komen van de eerste bloeiers, zoals krokussen, wilgenbomen en esdoorns. Binnen een paar weken zal een almaar uitdijende hoeveelheid werksters (vrouwtjesbijen) over en om elkaar heen kruipen, druk met allerlei bezigheden. Larven voeren. Zeshoekige raten bouwen van zelfgemaakte was. Bloemen bezoeken. Eten opslaan. De kasttoegang bewaken. Opruimen en poetsen. De koningin verzorgen. En dansen, niet te vergeten, om aan te geven in welke richting er een voedselbron te vinden is.

Kleurige stuifmeelklompjes
Van der Pol (54) raakte zeven jaar geleden bevlogen. Via een cursus permacultuur die zich onder andere richtte op wilde bijen (zie kader), een bijenschans op een Franse camping en een daar toevallig tegengekomen kennis die het de hele dag over de bruingele gonzers had, dacht ze: drie keer in korte tijd bijen op mijn pad, daar moet ik iets mee. Op een paar honderd meter van haar huis bleek zich een bijenvereniging te bevinden en na een jaar theorieles had Van der Pol haar eerste volkje. ‘Ik vind het geweldig om te zien hoe bijen bezig zijn. Het gaat maar door, ik kan er uren naar kijken.’
Met de kast dicht dan, en de blik gericht op de vliegopening waardoor elke Apis mellifera komt en gaat. Zwaarbeladen haalbijen arriveren met kleurige stuifmeelklompjes aan de achterpoten of een maag vol nectar. Die vloeistof wordt eenmaal binnen uitgebraakt en omgezet in lang houdbare honing; het spul waardoor mensen zich überhaupt ooit met deze angeldragers zijn gaan bemoeien. En, later, zich om hen gingen bekommeren.
De Arte-serie Die Bienenflüsterer toont hoe imkeren er wereldwijd uit kan zien. In vijftien afleveringen gemaakt op vijf continenten komen eeuwenoude tradities en actuele zorgen voorbij. In Slovenië – waar een op de tweehonderd inwoners aan imkeren doet, meer dan in welk ander Europees land ook – houdt Anja het ambacht van het kleur- en figuurrijk beschilderen van de houten bijenkasten in ere. De Argentijnse Pedro en Ezequiel hebben te maken met de gevolgen van monocultuur: om hen heen groeit bijna alleen nog soja, die bovendien met pesticiden behandeld wordt. Dan houd je weinig bijen (en andere insecten) over. In India en Indonesië bestaat imkeren, als dat het is, uit het roven van honing door vader op zoon. Men sloopt hele nesten, die open en bloot aan de boomtakken hangen. Zonder schoenen en in een hemdje wagen de mannen zich in de buurt van een imme, oftewel bijenvolk. Met behulp van rook verstoren ze de op geur gebaseerde communicatie tussen de zoemers, om gevaarlijk grote onrust en een collectieve alarmroep te voorkomen. Ondanks dat verdedigt een aantal van hen zich waar zij kan. En een bijensteek went nooit, weet ook Van der Pol.
Gelukkig gaat het oogsten van honing sinds halverwege de negentiende eeuw op veel plekken anders. De Amerikaan Lorenzo Lorraine Langstroth (1810-1895) ontwikkelde een bijenbehuizing die zorgde voor een transformatie van de imkerij. Hij construeerde een kist met uitneembare ramen: houten lijstjes waarin de bijen hun raten bouwen. Dit is sindsdien in onder andere Nederland het meest gebruikte systeem. Hiermee verdween de praktijk van het ‘afzwavelen’ van een volk in een korf aan het einde van de zomer, wanneer de honingvoorraad op z’n grootst was. Een snelle dood, dat wel, en beter dan het tragere uitroken dat ook gebeurde, maar nog altijd: stank voor dank. Dierenmishandeling bovendien.

Koningin per post
Van der Pol wijst op een paar mieren bij de kast. ‘Die hebben hier een soort supermarkt voor de deur. Op een standplaats in het bos heeft me dat een keer vier volken gekost. Rijen dik liepen de mieren heen en weer met stukken was en kapotte bijen.’ Dan haalt ze de dekplaat weg, legt er een theedoek voor in de plaats om de kasttemperatuur niet te sterk te laten dalen en werpt een blik op het gekrioel dat nu zichtbaar is geworden. ‘Kijk wat mooi.’ Het zoemen klinkt intens, op Van der Pols blote hand landt een bij. ‘Handschoenen draag ik alleen wanneer de bijen in omstandigheden verkeren waardoor ze stekerig zijn, zoals een voedseltekort, zwermstemming of dreigend onweer.’
Ze ziet de koningin, die een gekleurde stip op haar rug heeft gekregen zodat ze makkelijker te vinden is, en vertelt over de raszuivere teelt daarvan op Ameland; een van de vele wonderlijke verhalen achter de bijenhouderij. Waarna zo’n ‘moer’ per post of een speciaal transportbusje wordt afgeleverd bij degene die er een flink bedrag voor betaalde, oplopend tot tientallen euro’s. En dan maar hopen dat het bijenvolk de ingevlogen dame accepteert, want het ‘afsteken’ ervan kan zomaar gebeuren. In lekentaal: moord.
Bij het spreken over bijen komen zowel eufemistische en archaïsche termen voorbij (kieps, stertselen, tuters, kwakers) als horrorelementen. Zoals het lot van de dar; de mannetjesbij die één keer paart en daarbij zijn edele delen verliest, met de dood tot gevolg. Efficiënt is het wel, want behalve z’n zaad draagt een dar niets bij. Hij loopt tot zijn bevruchtingsvlucht voortdurend bij zijn nijvere zusters te bedelen om eten.

Apitherapie
‘Goed,’ zegt Van der Pol, ‘kast dicht, klaar. Au.’ Geprikt wordt ze bijna elk bezoek wel een keer, de angel laat ze in haar huid zitten zodat het pompen van mogelijk heilzame gifstoffen nog even door kan gaan. ‘Sommige mensen komen speciaal naar de dokter om gestoken te worden, wanneer ze gewrichtspijn hebben bijvoorbeeld. In Duitsland gebeurt nog veel meer op dat gebied, ze zijn er een stuk verder met apitherapie dan wij.’
Na gedane zaken plakt alles, dat krijg je met bijen en hun kleverige goedjes. Van der Pol vertrekt weer, ze heeft gezien dat het volk zich redt en dat is voor nu genoeg. ‘Ik manipuleer het liefst zo min mogelijk.’ Op naar een rijk bijenjaar.


Honingbijen huren
Voor bestuiving in de land- en tuinbouw rijden beroepsimkers met aanhangers vol bijenkasten tegen betaling naar bijvoorbeeld boomgaarden. Hun volkeren staan daar tijdens de bloei voor het waarmaken van het verhaal over de bloemetjes en de bijtjes, met als alles goed gaat nieuwe vruchten tot gevolg. Ook voor particulieren die niet zelf willen (leren) imkeren, is het mogelijk de activiteiten van de honingbij van dichtbij mee te maken: als bijenhuurder. Wie een ruime tuin heeft waarin gedurende het hele jaar voldoende bloeit, of die in een voedselrijke omgeving ligt, kan daar een of meer kasten laten plaatsen. De eigenaar ervan komt regelmatig controleren hoe het met zijn verhuurde bijen gaat. Sinds 2010 bemiddelt ‘Gastvrij voor de bij’ tussen imkers, particulieren en bedrijven. De laatste twee partijen betalen een maandbedrag voor de aanwezigheid van de zoemende gasten op hun terrein en delen mee in de honingopbrengst.

Wilde bijen
Wereldwijd zijn er zo’n twintigduizend bijensoorten geteld, waarvan er in Nederland ongeveer 350 voorkomen. Tamme bijen bestaan niet, maar alle andere soorten dan de honingbij noemen we ‘wild’. Dit zijn solitair opererende types als de hommel, de tuinbladsnijder, het roodgatje en het vosje. Zij foerageren in een klein gebied vlakbij hun nest, vaak op een specifieke plant. Wilde bijen komen op af op goed gebouwde bijenhotels (bij voorkeur buiten het bereik van vogels opgehangen) en gedijen in rommelhoekjes van de tuin die met rust gelaten worden. Zaai een bloemenzee, zet er een stoel naast en kijk een zomer lang zoem-tv.