Pompen of verzuipen
Gooische TamTam, winter 2021
Het Gooi heeft iets bijzonders: een poldermolen. Deze heet De Onrust, staat er al sinds 1809 en regelt op windkracht het waterpeil van het Naardermeer. Thon Stoffelen is er, naast Jan en Otto, een van de drie vrijwillige molenaars. ‘Om tien millimeter kwijt te raken, moeten we twee dagen draaien.’
Met een brede grijns staat Thon Stoffelen in de deuropening van molen De Onrust. Sinds een jaar of twintig werkt hij hier als vrijwillige molenaar en ontvangt zondagmiddagpassanten, schoolklassen of anderszins geïnteresseerden die aan de Boezemkade komen aanwaaien. Om onverminderd enthousiast rond te leiden en te vertellen over de geschiedenis van dit exemplaar, de werking, en onderdelen als de koningsspil en het waterwiel. Soms draait hij ter demonstratie aan een soort enorm stuur (het kruirad) dat aan de buitenkant zit, om de molenkap te draaien. ‘Bij een grote windrichtingverandering moet ik er zelfs in lopen, dan lijk ik wel een hamster in een rad.’ Thon kent de molen van haver tot gort. ‘Als je dit virus eenmaal te pakken hebt, laat het je nooit meer los.’
Peilmeters
De Onrust is een achtkantige poldermolen, eigendom van Natuurmonumenten, en regelt het waterpeil van het Naardermeer. ‘Op windkracht, en dat is bijzonder, want de meeste molens zijn vervangen door elektrische gemalen.’ ’s Winters maalt de molen er tussen september en april water uit; via de Vecht en het Amsterdams Rijnkanaal zo de Noordzee in. De hoeveelheid is afhankelijk van de windsterkte. ‘Om tien millimeter kwijt te raken, moeten we twee dagen draaien.’ ’s Zomers zou er bij grote droogte, oftewel een extreem laag peil, water ingelaten kunnen worden.
Dit doet De Onrust al sinds 1809. Toen werd-ie neergezet om het Naardermeer leeg te pompen, maar de plannen wijzigden (voor de zoveelste keer, gaande de eeuwen), waarna z’n functie het sturen van de waterstand is geworden. In de slootjes op weg ernaartoe hangen her en der de blauwe peilmeters zodat bijvoorbeeld boeren en beheerders weten waar ze aan toe zijn.
Waarom de molen De Onrust heet, heeft Thon ondanks al zijn speurwerk in archieven niet kunnen achterhalen. ‘Maar mijn eigen verklaring ervoor is dat-ie nogal snel op de wind reageert. Je hebt ook luie molens, maar dat is deze zeker niet; je zou ‘m eerder onrustig kunnen noemen. Vandaar misschien z’n naam.’
De lucht lezen
Vanuit de knusse voormalige molenaarswoning op de begane grond van De Onrust leest Thon de lucht. ‘Dit is de plek van de actieve molenaar: je hoort het geluid van de molen terwijl-ie aan het werk is en ziet wat voor weer eraan komt, waardoor je bijvoorbeeld weet of je de zeilen moet zwichten.’ Oftewel op- of uitrollen.
Het vertrek biedt een ruim zicht op de omliggende weilanden, bij helder weer zijn in de verte zelfs de puntjes van de twee molens aan de Vecht bij Weesp zichtbaar. En hoewel er in de loop der decennia elektriciteitsmasten, snelwegen, rails en een spoorbrug aan het landschap zijn toegevoegd, bleven de wezenlijke elementen onveranderd: de wolken, de wind, de wieken. Dat zorgt ervoor dat gaande het turen naar de einder het betimmerde, hoekige kamertje van de molen een soort tijdmachine lijkt.
De bedachtzaamheid en rustige beschouwing is ook goed voor de bewustwording van hoeveel we aan dit soort bouwsels, en hun meesters, te danken hebben; hoe ze land wonnen, watersnood voorkwamen, koren maalden, van dik hout planken zaagden en talloze mensen aan voedsel of arbeid hielpen.
Reuzel
Naast het grote onderwiel, dat zes meter hoog is, verhaalt Thon over de enorme bonk energie die zo’n molen is. ‘Eén omwenteling van het scheprad is tienduizend liter water.’ En daar komt van alles met mee. ‘Zulke snoeken,’ zegt Thon, terwijl hij zijn armen spreidt, ‘van wel een meter, of anderhalf.’ Hij haalt het emmertje reuzel tevoorschijn waarmee vroeger assen werden gesmeerd. ‘De techniek van een molen is zeer logisch en heel eenvoudig.’ Aldus de voormalig boordwerktuigkundige. Maar, eerlijk is eerlijk, eigenlijk kan een leek ook wel een beetje snappen wat hier gebeurt; hoe het een in het ander grijpt en aldus op gang komt, vaart krijgt. Niet in de laatste plaats door de duidelijke uitleg van de hobbymolenaar.
Bouwpakket
In de nok van de molen, volgens Thon ‘het heilige der heiligen’, waait het door de bewust aangebrachte kieren bij de raampjes om de temperatuur rond al dat hout min of meer constant te houden. Hij wijst op de koningsspil: het hart van de machine. ‘Daar is een eik van een jaar of twee-, driehonderd oud voor geveld.’ Om er, begin 1800 dus, een robuuste paal uit te maken van achttien meter hoog, waar men de rest van de molen omheen optrok. ‘Het is eigenlijk een grootformaat bouwpakket, met allemaal genummerde onderdelen. En alles was altijd herbruikbaar. Wanneer een molen niet meer nodig was, werd hij afgebroken en ergens anders opnieuw opgebouwd.’
Thon kwam toevallig in de wereld van de molen terecht. ‘Tijdens een fietstochtje met mijn vrouw begin jaren negentig ging ik er voor het eerst eens bij eentje naar binnen. Er werkte daar een oude baas, ik hing aan zijn lippen. De dag erna ging ik terug met een hoofd vol vragen. Uiteindelijk verwees hij me naar het Gilde van Vrijwillige Molenaars en hun opleiding; zo is het begonnen.’ Nu is Thon zelf iemand geworden die molenaars de kneepjes van het vak leert en vol passie belangstellenden laat kennismaken met dit oer-Hollandse wonder van techniek. In het bijzonder het speciale geval van, en voor, het Gooi.
Klap van de molen
Hoe meer een bepaald woord of onderwerp terugkomt in een taal, hoe vaker de sprekers ervan ermee te maken zullen hebben (gehad). Zo is er in het Nederlands geen gebrek aan spreekwoorden of zegswijzen waarin molens een rol spelen. Neem ‘een klap van de molen gehad hebben’ of ‘iets is koren op je molen’ – die herken je zo. Maar wat dacht je van ‘er is iets niet in de haak’ of ‘van dik hout zaagt men planken’? Het te gortig maken, met alle winden meedraaien, iemand de wind uit de zeilen nemen? Vroeger voor iedereen makkelijk herleidbare uitdrukkingen, nu soms raadsels uit het verleden.
Nederland molenland
De molen is niet voor niks een van de symbolen van ons land geworden: tot 1900 stonden er hier tienduizend, nu nog een kleine twaalfhonderd. De Zaanse Schans spande de kroon; daar waren er tijdens de hoogtijdagen, in de achttiende en negentiende eeuw, zeshonderd te vinden. Daarmee was dit het eerste industriegebied van Nederland. Het record van het Naardermeer is gevestigd aan het begin van de zeventiende eeuw, met twaalf exemplaren. Die waren er toen neergezet in het kader van de droogmakingsplannen om kostbare veengrond te winnen.
Erfgoedambassadeur
In 2017 plaatste Unesco het Nederlandse molenaarsambacht op de lijst van immaterieel cultureel erfgoed. Daarmee is het nog belangrijker geworden om de historie en vakkennis te blijven doorgeven. Of zoals Thon Stoffelen het zegt: ‘Als molenaar ben je ook ambassadeur.’