Angela van der Elst

logo-angela-van-der-elst

Geen gehaktballen op pootjes

Geen gehaktballen op pootjes

Onkruid, maart/april 2009

Het gros van de koeien wordt beschouwd als ding. Onderdeel van een productieproces. Bert Hollander doet het anders. In zijn Friese koeienrusthuis De Leemweg wonen veertig runderen op leeftijd. Zij hoeven niet gemolken en worden geen consumptievlees, maar zijn gewoon koe. Tot ze er op een dag hoogbejaard bij neervallen.


Paarden peinzen. Koeien niet. Koeien zijn goed in andere dingen. Snuffelen, eten, staren. Zich verwonderen. Lang en langzaam kunnen ze vragend kijken naar, ja, naar wat? Naar wat zich zoal aandient. Een passant. Zichzelf weerspiegelend in de sloot. Iets wat voorbijvloog maar alweer uit het zicht is. Soms volgt daarna een binnensmondse loei, wat klinkt als kreunen zonder pijn. Een geluid dat onbegrip wil uitdrukken misschien, of verbazing.
Vaker vat een koe de situatie samen met een stevige snuif vanuit haar grote natte neus. Daar hangen regelmatig slijmerige draden aan. Snottebellen. Geen probleem, een forse haal met de bleke tong in het ene en gelijk ook maar het andere neusgat en de boel is weer schoon.
Op een weiland midden in een kudde koeien staan is een groot geluk. Helemaal als het de kudde van Bert Hollander is. Zijn beesten zijn namelijk gewend aan knuffelen, aan aandacht zonder haast. Berts koeien moeten niks: geen melk geven, geen prijsstieren baren, geen vlees worden. Het enige wat ze hoeven is koe zijn. Elke dag opnieuw. Tot ze zo oud zijn dat ze doodgaan, meestal rond een jaar of twintig. Een luxe in een land (wereld) waar de meeste dieren in korte tijd opgepompt en opgebruikt worden, en zelden hun vierde verjaardag halen.
Jennifer, Claartje, Rinus en Lucky zijn een paar van de in totaal veertig runderen onder Berts hoede die nieuwsgierig op hun verzorger afkomen, en ze snuffelen ook aan zijn twee gasten; mevrouw de fotograaf en mevrouw de journalist. Proberen een hapje van een trui. Geven een kopje tegen een rug. Laten zich bekloppen, aaien en op hun voorhoofd kroelen. Eten de veekoeken die Bert meenam.
Omringd door koeien staat de tijd stil. De wereld bestaat uit wei, lucht, opgeboerd gras en het regelmatige geklater van pies en poep. ‘Koeien houden dezelfde pauzes als wij,’ weet Bert. ‘Ze rusten tijdens koffietijd om een uur of tien, elf, hebben lunch rond halftwee, en ’s avonds ligt het hele spul.’

koeien

Basgitaar
Bert Hollander is een man van weinig woorden. Wat hij zegt is waar en klaar, maar taal lijkt niet het gereedschap dat hij bij voorkeur gebruikt. Geef hem liever een tractor, hooivork of stevige bezem. Bert is 39, een geboren en getogen Fries, en woont al zijn hele leven in de buurt van koeien. Vroeger hadden zijn ouders een boerderij en was er een lievelingskoe waar Bert tijdens het melken lekker tegenaan in slaap viel.
Hij zal een jaar of dertien geweest zijn toen het tot hem doordrong wat er gebeurde met alle beesten die opgehaald werden met veewagens. Dat het feitelijk gehaktballen op pootjes waren. Vanaf dat moment heeft Bert nooit meer vlees gegeten. Eerst uit angst zijn tanden in een van zijn vriendinnen te zetten. Later realiseerde zich dat dat onderscheid nergens op sloeg en wilde hij geen enkele koe of welk dier dan ook ooit nog als voedsel beschouwen.
Toen had de jongen met het grote dierenhart nog geen idee hoe zijn dagen er later uit zouden zien. Basgitaar spelen in een bandje, dat leek Bert wel wat. Maar het leven liep anders.
Behalve koeien heeft Bert in het Friese Zandhuizen kippen – waaronder een kwiek exemplaar van zeventien jaar oud -, konijnen, een cavia, geit en kat. Eerst woonde hij in een kleine caravan naast de stal, maar een paar jaar geleden bouwde Bert een onderkomen in een hoek van de koeienschuur. Daar staan koeienbeeldjes, ligt een kleedje met koeienprint in de badkamer, hangen koeienfoto’s aan de muur.
Eigenlijk woont hij nu iets verder bij de dieren vandaan, zegt hij. ‘Vroeger kon ik door m’n caravanraampje zo de stal in kijken. Nu moet ik eerst de deur door om de beesten te zien.’ De kudde gaat zo lang als mogelijk is naar buiten. Maar elk jaar weer verheugt Bert zich op de winter, op de paar maanden waarin de koeien binnen staan. Op het gesnuif, het ritmische herkauwen, het tikken van de horens tegen de wanden. Dan gaat hij aan het eind van de dag met een biertje in z’n hand op het bankje tegen de stalmuur zitten. Kijken naar zijn bejaarde dames, en een enkele heer.

koeien

Boeren
Claartje speelt een belangrijke rol in het verhaal van Berts leven. Zij ontsnapte uit een Fries slachthuis toen ze bloed rook. Na een wilde tocht – inclusief achtervolgingen door politie, slachter, en dierenarts met verdovingsspuit – werd ze gepakt in de etalage van een kunstenaar waar ze ingesprongen was. Het was een avontuur en avonturen komen in de krant. Twee broers lazen over Claartje, en wisten daardoor ook dat ze weer was teruggebracht naar het slachthuis. Als de stress uit haar lijf was, zou ze alsnog geslacht worden. Overstuur koeienvlees is namelijk niet te eten.
De broers grepen in. Ze kochten Claartje van haar boer en gingen ermee naar Bert. Bert was toen een twintiger en woonde naast de na de scheiding van zijn ouders onverkocht gebleven stal met daarin twee koeien die niemand wilde: Linda en Riekie. Twaalf jaar, dus te oud. Te oud om productief te zijn, en dan kost een koe alleen maar geld. Daar boeren boeren niet voor.
Bert maakte muziek in de stal waar Linda en Riekie mochten blijven wonen. Een boer uit de buurt hoorde ervan en bracht zijn bejaarde lievelingskoe Gea bij Bert, voor het daar in alle rust laten slijten van haar laatste jaren. Toen arriveerde Sofie, een melktopper van een andere boer, en ook voor haar had Bert plek. Sofie bleek drachtig, dus liep er na een paar maanden een stierkalfje tussen de dames op leeftijd.
Vervolgens kwam Claartje. Vrijgekocht door de betrokken geraakte broers. En ook zij baarde een stiertje. Toen stond Bert min of meer per ongeluk aan het hoofd van een heuse kudde, inmiddels twaalf jaar geleden.
Die kudde bestaat nu uit veertig dieren. Meer is niet te behappen. Vooral financieel. Want oude koeien krijgen, net als oude mensen, klachten en pijntjes. Hun botten worden broos en hun spieren stram. Ze staan steeds moeilijker op met hun kromme voorpoten, gaan almaar lastiger liggen. Dan voldoet een betonnen stalvloer met wat stro erop niet meer. Bert heeft daarom geïnvesteerd in speciale matrassen om het de dames op leeftijd wat makkelijker en comfortabeler te maken. ‘Om ze goed te houden.’ En zo is er altijd wel wat: de tractorbanden moeten vernieuwd, de dierenarts betaald, aangepast voer gekocht.
Nooit is er geld genoeg. Regelmatig is de situatie zelfs zo nijpend, dat Bert bang is de stal definitief te zullen moeten sluiten. Gemiddeld kost een koe per maand honderddertig euro. Dat geld komt vooral van donateurs; mensen die willen investeren in het enige hoekje van Nederland – op het heilige koeienland India na misschien wel in de hele wereld – waar koeien tot hun natuurlijke dood koe mogen zijn. Een gewoon koeienleven leiden.
Hoe is het mogelijk dat dat een uitzondering is? Dat we het kennelijk normaal vinden dat miljoenen dieren in schuren of, als ze geluk hebben, in de wei maar een paar jaar mogen bestaan? Jaarlijks kalfjes moeten krijgen om de melkproductie voor mensen op gang te houden, met eigenlijk overbodige nieuwe koeienlevens tot gevolg? De ene generatie wordt simpelweg opgeruimd om ruimte te maken voor de volgende. Koeien zijn dingen geworden, dingen met een nummer. Maar niet bij Bert. Bij hem hebben koeien een naam en geeft een enkeling een pootje.

Beloeien
We gaan naar de wei. Bert heeft zijn kudde over vier plekken verdeeld, afhankelijk van de toestand van gras en grond en de fysieke mogelijkheden van elk dier. Zo is er een kneuzengroep (Berts woord) die uit moeilijk vervoerbare beesten bestaat die dus dichtbij blijven, en dieren die om een of andere reden niet goed in de groep passen. ‘In zo’n kudde heerst een rangorde en sommige koeien hebben niet goed geleerd hoe ze daarmee om moeten gaan. Bijvoorbeeld doordat ze altijd in hun eentje op een kinderboerderij hebben gestaan.’
We kijken naar Alida en Magda, allebei geboren in 1993. Ze liggen in het gras, en blijven met hun artrose bij voorkeur in die positie, maar elke vreemde die nadert is voor hen een dierenarts, dus zijn ze alert. Adem wolkt uit hun gesperde neusgaten. Koeien kunnen weliswaar goed kijken, maar dat is iets anders dan veel zien. Hun eigrote ogen aan weerszijden van hun kop zorgen er alleen door die stand al voor dat een koe geen diepte ziet. Wat hun schrikachtige reactie kan verklaren als er ineens een hand te dichtbij komt. Die wilde alleen maar aaien, maar weet zo’n koe veel.
Inmiddels kennen ze Bert, maar gedurende de jaren die daaraan vooraf gingen kon de communicatie met mensen bestaan uit prikken krijgen met een hooivork (commando opstaan) of harde petsen op een kont (doorlopen dame), en dat ben je niet zo een-twee-drie vergeten.
Wat vindt Bert nu precies zo leuk aan een koe? ‘Tja.’ Het antwoord laat even op zich wachten. Soms is het moeilijk woorden te vinden voor iets wat je zelf zo logisch vindt. ‘Hun verschijning. Hun karakter. Er is wel een rangorde, maar zo’n kudde koeien is een heel sociaal gebeuren. Hier in de buurt zijn ook groepen paarden en die staan altijd te klieren met elkaar, maken ruzie, bijten. Koeien niet. Ze kunnen wel fel zijn, maar dat is ook zo weer over. Een beetje met de koppen duwen, meer gebeurt er meestal niet.’
Er zit veel meer in een koe dan mensen denken, zegt Bert. Wat bijvoorbeeld? ‘Ze zijn vrij intelligent. Natuurlijk zitten er ook dommere tussen, maar ze kennen hun eigen naam en snappen meestal wat ik zeg of bedoel. Ze herkennen elkaar tijdens een weerzien, ook als ze jaren op verschillende plekken geleefd hebben. Ze weten wie hun vroegere baas is, en lopen soms van hem weg als die op bezoek komt. En ’s avonds klinken er van de ene wei naar de andere langgerekte, kilometers ver reizende loeien om te weten of iedereen er nog is. Dan beloeien de koeien elkaar.’ Bert weet ook dat elke kudde zijn eigen dialect heeft. ‘Is uit onderzoek gebleken. Dat heeft een functie in de natuur, het helpt bij het terugvinden van de groep na afdwalen.’

Blaarkop
Ja, Bert denkt het zeker wel eens: waar is hij aan begonnen? De niet aflatende geld- en andere zorgen, randvoorwaarden, regeltjes. ‘Maar meestal vind ik mijn leven mooi. Ik houd van de dagelijkse omgang met de dieren, het land en de seizoenen.’ Hij aait zijn koeien die met bemodderde knieën om hem heen komen staan. Laat zijn kleppet pakken. Kriebelt onder een kin. Staarten zwiepen, tongen scheuren grote happen gras los, een hoofd maakt een plotselinge beweging naar een kriebelvlieg. Iemand hoest. Koeienhoest klinkt hetzelfde als mensenkuch. Ook hun gapen en uitrekken is zeer herkenbaar.
Alleen al de gevarieerde samenstelling van deze kudde maakt duidelijk dat het hier om een andere groep dan gebruikelijk gaat. Zo zien we soorten als de Lakenvelder (herkenbaar aan de witte band om de buik), witstreep (heeft een witte streep over de ruggengraat) en blaarkop (grote vlekken rond de ogen). En er lopen een voormalige melkkoe en vleeskoe zij aan zij. Een ongebruikelijk beeld in de per soort en functie ingedeelde wereld van de productiekoeien. Rotwoord. Rotgewoonte.
Bert maakt zijn knuffelrondje af en gaat terug naar de boerderij. Daar is altijd wel wat te doen, maar druk, nee, dat heeft hij het niet echt. Soms wel. Maar Berts bestaan en dat van zijn koeien wordt niet gedicteerd door vaste voedertijden, uiers die op knappen staan, veewagens die hun levende vracht komen afhalen. Bij Stichting De Leemweg heersen rust en liefde met als gevolg een voor alle betrokkenen waardevol bestaan. Letterlijk. ‘Een leven zonder koeien?’ Bert fronst. ‘Ik kan me er niks bij voorstellen.’