Klooster op zee
Viva, februari 2008
Wat is er vakantieachtig aan een overtocht tussen havensteden op een vrachtcontainer? Ik kon de intrigerende naam Cargo Cruise niet weerstaan en voer een week mee met tweehonderd vrachtwagencontainers en twaalf (voornamelijk Filipijnse) bemanningsleden.
Zeg ‘cruise’ en je denkt aan een enorm wit schip, strakke stewards, schuifelende bejaarden. Een zwembad op het dak, dekken vol ligstoelen, goudkleurige trapleuningen, een animatieprogramma. Dit alles verandert als voor cruise het woord ‘cargo’ verschijnt. Want dan betekent het: meevaren op een vrachtschip. Eén van de daar twee, soms drie beschikbare hutten aan boord huren. Voor een week, of twee, een maand, of nog langer. Varen met vracht naar havens in bijvoorbeeld IJsland, Zweden, de Canarische eilanden, Afrika, Costa Rica, China, of Australië. Vanuit de patrijspoort rijen containers zien. Je schikken naar de lading, die soms langer op zich laat wachten dan iedereen had gedacht en dus reisschema’s onzeker maakt. En: geen avondjurk mee in de koffer, maar een bij de reserveringsbevestiging meegestuurde doorzichtige regencape. Dit alles gebeurt onder de noemer Cargo Ship Cruise.
Zeeziek
Het begon met een kleine advertentie in een tijdschrift. Die bestond uit de intrigerende woordencombinatie Cargo Cruise, een getekend bootje en een telefoonnummer. Ja, het was echt waar, vertelde de mevrouw die de reizen verkocht. Het is mogelijk een vakantie te kopen aan boord van een vrachtschip. Maar waar bestaat die vakantie dan uit? Uit het meevaren met vrachtwagencontainers. Dat is het? Ja, dat is het. Op de grotere schepen kun je aan boord zwemmen, of is er een kleine fitnessruimte. Maar daar houden de voorzieningen wel zo’n beetje op.
Waarom doen mensen zoiets, mevrouw? Om verschillende redenen. Omdat ze vroeger gevaren hebben, en nu weleens in alle vrijheid zo’n overtocht willen maken. Omdat ze rust nodig hebben. Omdat ze geen haast hebben ergens te komen. En o ja, het zijn meestal mannen van een jaar of vijftig, zestig die zo’n reis boeken. Soms gaat hun vrouw mee.
Ik heb één keer een overtocht van IJmuiden naar Newcastle gemaakt en werd toen vreselijk zeeziek. Heb dus geen zeebenen. Grote havens vind ik stinkende, lawaaiige plaatsen vol hoge apparaten die ik niet begrijp. En toch wil ik niks liever dan mee op een Cargo Cruise. Want wat doen vakantiegangers aan boord van een schip vol werkende bemanningsleden? Staan of lopen ze niet voortdurend in de weg? Wat is er fijn aan om dagen- of soms wekenlang min of meer gevangen te zijn op een schip? Want er is geen mogelijkheid om van boord te gaan. Behalve dan in de havenplaats waar gelost of geladen wordt. Althans; als je geluk hebt en er tijd genoeg is voor een wandeling of ritje naar de stad. Ik wil weten wat het geheim van een Cargo Cruise is.
Tractoronderdelen
De geboekte reis gaat van Rotterdam naar Dublin en weer terug. Elke week vaart de Emma, een dertien jaar oud containerschip van ruim honderd meter lang en zestien meter breed, tussen de twee havensteden op en neer. Meestal met zo’n tweehonderd gevulde vrachtwagencontainers naar Ierland, en veel lege terug naar Nederland. Wat er precies vervoerd wordt, blijft geheim. Om de kans op diefstal te verkleinen. Maar het kan van alles zijn: wasmachines, parfum, bier, spijkerbroeken, tractoronderdelen.
De snelheid van Emma, qua vorm een soort schoenendoos, ligt tussen de twintig en dertig kilometer per uur. Wat betekent dat het afleggen van de ruim vijftienhonderd kilometer van hier naar daar een uur of zestig in beslag neemt. En die zullen alleen onderbroken worden door het lossen en laden in de haven van Dublin.
Nog voordat ik één stap aan boord gezet heb, blijk ik al verwarring onder de twaalf bemanning te hebben gezaaid. De passagiersgegevens worden van tevoren doorgegeven, en wat ze lazen kon niet kloppen. Een vrouw, in haar eentje, van 37? Men is gewend aan mannen van zestig, dus er moet sprake zijn van een typefout, ergens. Maar nee, alles is zoals het er staat. En dat kunnen de voornamelijk Filipijnse jongens aan boord nauwelijks geloven. De meeste zijn tussen de 25 en 30 jaar oud, hebben contracten getekend voor een jaar en varen al die tijd op en neer tussen Nederland en Ierland. Ook als ze vrij zijn, zijn ze aan boord. Na dat jaar op zee gaan ze naar huis en vieren een maand of twee vakantie op de Filippijnen. Om daarna weer hier te komen varen, want in Europa kunnen ze twee tot drie keer meer verdienen dan thuis.
Met zo’n leven is het niet makkelijk om een vrouw te vinden. En haar vervolgens te houden. Die wetenschap verklaart iets van de opwinding over het gezelschap van een vrije vrouw. Een hele week nog wel. What is your name? Hello Angela, I am Stanley. Rolando. Julito. Ariel. Enzovoort.
Boerderijdieren
Het inschepen gebeurt als het laden van het schip nog in volle gang is. Daardoor leveren de vele uren wachten in de Rotterdamse haven een paar leermomenten op. Zo hebben de meeste boten een vrouwennaam, bij voorkeur eindigend op een a: Jessica, Aliana, zelfs een Angela. Er zijn een paar durfallen, die hebben hun schip Veritas of zelfs Kraai genoemd, maar dat zijn uitzonderingen.
Vrouwen aan boord van vrachtschepen mogen dan weinig voorkomen; aan de inrichting van de Emma móet een vrouwenhand te pas gekomen zijn. Want er bestaat geen man die zijn werkplek, zelfs niet als het een boot is waar je weken- of maandenlang op woont, op deze manier ‘gezellig’ maakt. Er hangen plastic planten aan de muur. Keramieken boerderijdieren in de eetkamer. Gordijntjes voor de ramen. En reproducties van Van Gogh en Renoir in m’n hut. Die is trouwens behoorlijk ruim, en bestaat uit een zit-, slaap- en badkamer. Alles is aan de grond verankerd of zit vastgegespt. Een veiligheidsriem om de tv en geluidsinstallatie, een koord om de prullenbak. Het interieur is dus voorbereid op zwaar weer.
Maar zo lang het schip stil aan de kade ligt, probeer ik wegwijs te worden in m’n onderkomen voor de komende week. Via het trappenhuis en de smalle gangetjes ontdek ik de keuken en de brug. Het domein van de kapitein, dat voor passagiers in principe altijd vrij toegankelijk is.
Lekenideeën over de inrichting van zo’n plek blijken weinig met de werkelijkheid te maken te hebben. Zo is er geen groot houten stuur met gouden kompas erop. Wie stuurt hier? Ik stel de vraag met enige schroom tijdens het vertrek uit de haven van Rotterdam, vierentwintig uur na inscheping. De kapitein staat met z’n handen in zijn broekzakken, de tweede officier heeft zijn armen over elkaar geslagen en de loods die ons de haven uit begeleidt geeft alleen af en toe een tikje tegen een kleine ronde knop. De boot zelf, is het antwoord. Min of meer. De koers moet alleen soms bijgesteld worden. Iedereen met meer vaarervaring dan ik lijkt hier alle vertrouwen in te hebben.
Ook de kapitein is anders dan gedacht. Die draagt namelijk geen fier hoofddeksel en bijpassend strak kostuum. Sterker: toen deze man met sportschoenen aan en een kleppetje op het hoofd op de deur van de hut klopte om kennis te maken, verdacht ik hem ervan m’n medepassagier te zijn. Maar nee: ‘Hello? I am your captain.’ Gelukkig blijkt een paar dagen later, als hij voor het eerst kortgemouwd aan het ontbijt verschijnt, dat er wel een grote tatoeage op zijn onderarm staat: iets vaags met een vlag, vuurtoren en reddingsboei. Veertig jaar geleden laten zetten, in Hamburg, toen hij net begon in het scheepvaartvak. Inmiddels heeft onze kapitein alle zeeën ter wereld gezien en bevaren. Dus zo’n tochtje naar Ierland is hem wel toevertrouwd.
Scheurbuik
Lichaamsbeweging is op de Emma beperkt tot op en neer lopen in het trappenhuis of op de buitentrappen. Het meegenomen springtouw blijft na een halfslachtige poging tot conditieonderhoud de rest van de reis in de koffer. Levensgevaarlijk om te gaan staan springen op een met een smalle reling omrand klein dek. Zeker met constante deining. En alle binnenverblijven zijn er te laag voor. Wat dan te doen?
Om te beginnen blijkt er een strak eetschema: tussen halfacht en halfnegen is er ontbijt, van tien uur tot tien voor halfelf wordt er koffie gedronken (blikken koektrommel op tafel), lunch dient de kok op om halftwaalf, er is weer koffie om drie uur en avondeten om halfzes. Passagiers eten wat de pot schaft met de bestuurders van het schip in de ene ruimte, de rest van de bemanning zit in een andere kamer. Er is groente en er is fruit, dus de ingepakte Vitamine C-pillen blijven ongegeten. Scheurbuik ga ik deze week niet krijgen.
Tussen al dat eten en drinken door maak ik veel praatjes met de bemanning. Want de passagiers die Emma meeneemt blijken een welkome afleiding te vormen. Omdat er elke week weer nieuwe mensen inschepen die nieuwsgierig zijn naar de boot, de mensen erop, hun werkzaamheden, hun afkomst. Filipijnse Stanley en zijn collega’s geven na hun werk – dat bestaat uit hulp bij laden en lossen, dweilen, roest wegbikken, verven – graag een rondleiding. Onder de containers door, naar het anker of de broeierig hete machinekamer; het hart van het schip. Daar wordt gewerkt, en dat klinkt imponerend. Als een immense kudde op hol geslagen paarden met metalen hoeven.
Ook willen ze hun eigen kamer laten zien. Die blijkt heel klein. Er staan een bed en een tafel, en daarmee is de ruimte gevuld. You wanna watch dvd with me? No, thank you. De afwijzing wordt met een vriendelijke glimlach geïncasseerd.
Valreep
Behalve de intrigerende kanten van zo’n kleine, internationale wereld aan boord van een schip – waarvan er elk moment duizenden over de hele wereld varen – heeft een Cargo Cruise nóg een grote attractie. En die openbaart zich op volle zee. Daar kun je namelijk, als de combinatie van deining en gestel dat toelaat, eindeloos kijken. Kijken naar zee en lucht. De kleur grijs blijkt in ongekend veel variëteiten te bestaan, water op steeds weer andere manieren te kunnen bewegen. De wereld is groot en leeg. En de enige mensen op aarde zijn die aan boord. Nergens blijkt uit dat er verder nog iets of iemand anders is.
Op de wereldkaart of een globe is de afstand die we onderlangs Zuid-Engeland afleggen lachwekkend, het water waar we doorheen gaan een stroompje van niks. Maar als je er uren en uren in het bedaarde tempo van een vrachtschip als Emma over vaart, is het alles. Ik zie een dolfijn en hoor verrast de roep van een enkele vogel; het eerste geluid van een dier in dagen. Kijk vol bewondering naar een regenboog of de zilveren bundels die de zon door het wolkendek heen op zee richt.
Die verstilling, gecombineerd met de dagelijks terugkerende regelmaat van eettijden en het gebrek aan tv (is er wel maar zendt alleen sneeuw uit), radio, computer of mobiele telefoon (meestal geen bereik) geeft zo’n Cargo Cruise een ongedacht karakter: het containerschip ontpopt zich tot een soort klooster. Een plek los van de rest van de wereld. Die rust en leegte wil ik onthouden voor als we weer aan wal zijn, als het gewone leven in al zijn facetten weer een beroep doet op zintuigen, tijd en denkvermogen.
Maar de Emma mag dan een klooster in zich herbergen; het is er wel één dat constant beweegt en een brommend geluid maakt. En waarin de opstaande rand van het bed zijn diensten goed bewijst tijdens een van voor naar achter, van links naar rechts-nacht. De schuld van golven uit de Atlantische Oceaan, verklaart de kapitein de volgende ochtend.
Zo’n tocht per vrachtschip is een van de weinige manieren om zo lang met zo’n beperkt aantal mensen in zoveel rust op het water te zijn. Het afscheid van de bemanning stemt dan ook weemoedig. Niet omdat iedereen nu direct een vriend voor het leven is geworden, maar we waren toch even alleen op de wereld met dit groepje. En zien elkaar nu waarschijnlijk nooit meer terug.
Die romantiek wordt al snel overvleugeld door de praktische gang van zaken. Er moet gelost worden. En dan geladen. Waarna dezelfde boot met dezelfde bemanning maar met nieuwe passagiers weer naar Ierland vertrekt. En weer en weer en weer. Ik stap met het gevoel van de bewegingen van het schip nog in m’n lichaam van boord. Sta zwaaiend op de kade. Het begin van zeebenen, op de valreep.