Mevrouw Onkruid & haar knollentuin
29 – Vallende appel
Vijfde jaar, september/oktober
De wants weet wat lekker is. Dat denkt mevrouw Onkruid wanneer ze de zoveelste framboos met wants van de plant haalt. Het hoekige insectje, in verschillende kleuren uitgevoerd, houdt zich zij aan zij met de huisjesslakken op in de zwaar behangen staken.
De blauwe kevertjes hebben een andere favoriet: munt. En masse zitten ze op het geurende blad en nemen er kleine hapjes van. Althans, dat vermoedt mevrouw Onkruid, ze ziet het hen niet doen maar wie anders beet al die rondjes uit de blaadjes?
Haar tuin is een chaos. De ene dag was het nazomer, de volgende leek het wel november. Slagregens, harde wind; daar is een septembertuin niet tegen bestand. Zonnebloemen gingen om, de bonenwigwam stortte in, de venkelstruik kwam ten val. Alle takken die nog bloemen dragen, hangen nu zwaar voorover. Het was wel nodig, dat het weer eens regende, maar zo veel ineens, dat nu ook weer niet.
Terwijl er nog veel bloeit en groeit, is er ook al wat verval. De fiere torens die de vingerhoedskruiden waren, als nectarwolkenkrabbers voor het af- en aanvliegende hommelverkeer, zijn nu dorre bruine staketsels. Aan de voet ervan verdringen zich honderden ontkiemde zaadjes, het lijkt wel kroost.
Nu het frisser wordt, verdwijnen ook de dieren. Hommels, libellen en vlinders vliegen nog wel rond, maar lang niet zo talrijk als toen het nog boven de twintig graden was. Waar bleef iedereen? Allemaal dood? Maar waar dan?
In de boom van mevrouw Onkruid hangen dit jaar een paar appels. Sommige zijn reeds aangegeten, andere bruin bevlekt, een enkeling kan zo in een folder: helemaal geworden volgens het boekje. Deze winter gaat ze de boom snoeien. Zo te zien is dat in jaren niet gebeurd. Buurman hanteerde een stelregel van toen: je moet je pet tussen de takken door kunnen gooien zonder dat hij ergens aan blijft hangen, dan is de boom mooi in vorm en krijgen alle appels licht. Hm. Daarvan is bij haar geen sprake; wie zijn pet in dit takkenwoud gooit, is hem kwijt.
Zich informerend over hoe en wat stuitte mevrouw Onkruid op nieuwe termen. Over waterloten ging het, vergaffelingen, en het verschil tussen bloemknoppen en bladknoppen. Eerst maar eens een goede snoeischaar aanschaffen.
Wanneer mevrouw Onkruid op ongedachte plekken of momenten soms even stil gaat staan, zoals nu, denkend aan werk voor later, wanneer ze uit haar eigen gang stapt, krijgt ze wel eens iets cadeau. Dit keer zijn het muisjes. Ze ziet op de grond een schicht, iets vluchtigs. De beweging komt van een volwassen muis, en vijf kleintjes. Ze verstoppen zich onder een stapel stenen. Dan komt moeder (of vader?) muis tevoorschijn, met een kleintje in de bek. Ze (mevrouw Onkruid kiest voor moeder) legt een ingewikkeld parcours af, waarbij ze met haar baby springt en klimt, om uiteindelijk bij de schutting te verdwijnen. Even later verschijnt ze weer in beeld, zonder kind, om een nieuwe verhuizing te ondernemen. Een voor een verplaatst ze al haar kleintjes, die ondertussen stil onder de stenen blijven wachten. Hoe snappen ze dat moeder hen niet in de steek heeft gelaten? Waarom rennen ze niet in paniek achter haar aan? Wat weten muizenkinderen? Voor hen is haar tuin een jungle. Met gevaar in de vorm van roofvogels en slangen.
Mevrouw Onkruid wordt uit haar overpeinzingen gehaald door het geluid van een vallende appel. Moet ze daarop wachten, tot er eentje valt? Of dient ze ze te plukken? Voordat de wespen haar voor zijn?
Vandaag houdt ze het bij het oogsten van frambozen. Alle wantsen heeft ze eraf geschud. Die eventuele ene verstekeling straks op haar aanrecht, zal ze op het balkon bij het basilicum zetten. Misschien lust hij dat ook.