Angela van der Elst

logo-angela-van-der-elst

Van divers pluimage

Van divers pluimage

VPRO Gids, mei 2014

Tijs Tinbergen en Jan Musch delen middels de documentaire MeesTV hun liefde voor vogels. Aanleiding voor de VPRO Gids om zich te laten informeren in de vogelopvang, tijdens een ochtendexcursie en over het korhoenkamp.


Vogelgeheimen
Het is zondagochtend. Zes uur. In het donker op weg naar het bos kruisen geen mensen maar een merel, een poes en een hond ons pad. Even alleen op de wereld. Op de afgesproken plaats parkeert Ellen als eerste haar fiets, ze is de avond ervoor lid geworden van de Vogelwerkgroep Het Gooi en Omstreken om mee te mogen op excursie. “We gaan de vroege vogelzang op naam brengen” is de omschrijving van dit programmapunt op de goed gevulde agenda van de vereniging die sinds 1967 bestaat en ongeveer achthonderd leden telt. Ellen volgde een lentecursus “Vogels kennen – vogels herkennen” en neemt nu de proef op de som. Ze is uitgerust als de overige deelnemers (waarvan het merendeel vandaag vrouw blijkt), wat betekent voorzien van een rugzak, thermosfles, stevige schoenen, een warm jack, vogelgids en verrekijker.
Wachtend tot de groep compleet is – veertien mensen vanaf veertigplus, waaronder excursieleiders Wouter Rohde en Peter Jansen – beginnen de eerste duidingen van de losse elementen die samen het inmiddels aanzwellende vogelkoor vormen, enige tijd voor zonsopgang. Men hoort een winterkoning, goudhaantje (‘een van de kleinste vogeltjes die we in Nederland hebben,’ informeert Jansen), boomleeuwerik en appelvink. ‘Houd je handen achter je oren zodat je een soort schelpen maakt,’ zegt Rohde, ‘dat helpt bij het focussen.’
Waar hebben de vogels geslapen? Op de takken waar vanaf ze nu uit volle borst zingen? En wat zeggen ze met hun gezang? Hallooooo, ik ben wakker, ik besta nog, dit is mijn plek? Ja, beaamt Jansen, het betreft hier voornamelijk territoriumafbakening, en waar ze ’s nachts zijn is niet helemaal duidelijk. Bij kou willen soortgenoten weleens bij elkaar in nestkastjes kruipen en zo samen warm blijven. Maar de details zijn een geheim.
Zo dragen vogels wel meer raadsels met zich mee. Hoe ze de weg naar Afrika kennen bijvoorbeeld, of andere zuidelijk gelegen overwinteringsgebieden, terwijl ze hier geboren worden en hun ouders zonder hen vertrekken. Ssst. Plotseling staan we stil. ‘Horen jullie de zanglijster? Die zit nu voor ons. Hij doet alles dubbel: “PietjePietjePietje. MarieMarieMarie”. Het lijkt of hij al zijn kinderen roept.’ Dat blijkt een van de vele ezelsbruggetjes om de individuele geluiden te leren herkennen: mezensoorten klinken als een fietspomp (het helpt wanneer Jansen de beweging daarvan tijdens de zang maakt), de vink eindigt met ‘biskwie’; tjiftjaf, koekoek en kievit zeggen hun eigen naam (met enige fantasie).
‘Wil je mijn verrekijker?, vraagt Hedwig, werkgroeplid sinds twee jaar. ‘Dat was voor mij een openbaring, toen snapte ik ineens waar vogelaars zo enthousiast mee bezig zijn.’ En inderdaad, het tien keer dichterbij kunnen halen van een vermoede beweging in de verte, en vervolgens een trillende keel zien, wind door veertjes en de gedetailleerde tekening, maakt een wereld van verschil. Alsof een zwart-witafbeelding kleuren krijgt.
De vier uur durende duidingswandeling in voortdurend veranderend licht voert door bos, langs weilanden en over hei. Per biotoop verandert de gevederde bevolking. We passeren putters, roodborstjes, boompiepers, een bonte vliegenvanger (‘de eerste van het jaar’), groenlingen, vinken, gaaien, een groene specht (‘die lacht je uit’) en talloze mezen: pimpelmees, koolmees, zwarte mees. ‘De mees is een familienaam, geen diertje op zich,’ licht Jansen toe. ‘En ze maken allerlei verschillende geluiden, afhankelijk van de situatie.’ Herkenning blijft moeilijk, zegt hij dan ook. ‘Gemiddeld leer je vijf nieuwe vogels per jaar.’ Ellen is al blij wanneer het er één is.

Kamp met snor
Thomas Urgert is twaalf en houdt zich sinds anderhalf jaar bezig met vogels. ‘Ik ging gewoon naar buiten met de verrekijker om te zien wat er allemaal is.’ Wanneer hij op www.waarneming.nl leest dat er een zeldzame soort min of meer bij hem in de buurt is neergestreken, stapt de jonge vogelaar op zondag op de fiets om soms wel dertig kilometer verderop te gaan kijken. ‘Ik neem dan zo min mogelijk zware spullen mee, dus ik hoop dat daar andere mensen zijn met een telescoop.’ Of Thomas de vogel ook daadwerkelijk zal zien, is altijd een verrassing. ‘Soms niet, en dan fiets ik gewoon het hele eind weer terug. Nee, dat vind ik niet zo erg, het is het al leuk om de hele dag buiten te zijn.’ Hij verheugt zich op het Meikamp Lauwers dat de JNM (Jongeren in de Natuur, de landelijke vereniging voor jongeren van 11 tot 25 jaar waar Thomas lid van is) organiseert. ‘Misschien zie ik dan zeearenden, of de snor.’
Het korhoen is de vogel waarnaar Annick van Houten (13) tijdens het, waarschijnlijk laatste, Korhoenkamp op zoek gaat. ‘Omdat er nog maar heel weinig korhoenders in Nederland zijn. We gaan naar de Sallandse Heuvelrug en dan maar hopen dat we er een paar tegenkomen.’ Vanaf haar vierde is Annick vogels gaan kijken. ‘Ik heb een keer een jonge duif gevonden, en een merel. Die heb ik expres niet helemaal tam gemaakt, zodat ze in het wild zouden kunnen overleven. Nu komt die merel elke lente en zomer terug naar een boom in onze tuin en maakt daar een nestje.’
Annicks lievelingsvogel is de kerkuil. ‘Daar ga ik ’s ochtends vroeg of ’s avonds laat naar op zoek wanneer we in het boshuisje van een vriend van mijn vader zijn.’ Schoolvriendinnen hebben niet dezelfde hobby, maar Annick komt tijdens de verschillende activiteiten waaraan ze door heel Nederland deelneemt genoeg leeftijdsgenoten tegen die net als zij van vogels houden. ‘En wanneer ik zestien ben mag ik ook mee met reisjes naar het buitenland.’
De zeventienjarige Rien de Vries heeft zijn interesse in de natuur van huis uit meegekregen. ‘Daardoor sloot ik me op mijn twaalfde aan bij de JNM en nu ben ik medeorganisator van het Korhoenkamp. Het is een kick om iets moois te zien, en dat hoeft niet per se een zeldzame vogel te zijn. Van een goudvink die zingt in een bosje of twee stuntvliegende kieviten geniet ik ook. Maar iets extra bijzonders is natuurlijk altijd leuk, zoals de sperweruil die eind vorig jaar bij het station van Zwolle zat. Op een vrije woensdag ging ik erheen, ’s ochtends vroeg stonden de eerste kijkers er al, toen ik vertrok waren er wel dertig of veertig. De meeste mensen die ik op die manier tegenkom zijn zestigers en mannen, maar door de JNM weet ik dat er genoeg jonge vogelliefhebbers zijn. Bovendien maakt hoe oud je bent eigenlijk niet zoveel uit, je hebt altijd de gedeelde interesse om over te praten.’ Het zogeheten twitchen, achter een melding van een waarneming aanjagen, doet Rien niet vaak. ‘Voor mij is het echte vogelen zelf het veld in gaan.’

Veel ontwetendheid
Er moet meer zijn dan flink geld verdienen om nieuwe spullen mee te kopen, dacht Erik Bruinning (41) op een dag toen hij zijn drie auto’s voor de deur zag staan. ‘Ik wil een zinvol leven om op terug te kijken.’ Daarom werd hij in de herfst van 2009 vrijwilliger bij het in 1957 opgerichte vogelasiel in Naarden, ook wel Stichting Vogelopvangcentrum Midden-Nederland of Vogelhospitaal Naarden genoemd. ‘Toen kon ik nog geen mus van een merel onderscheiden.’
Sinds 2011 mag hij zich beheerder noemen en gaan er jaarlijks vier- tot vijfduizend vogels door zijn handen, van huisparkiet en tortelduif tot zwaan en reiger. ‘Zestig procent van wat hier wordt binnengebracht, door particulieren of de dierenambulance, overleeft het en kan binnen een jaar, de maximale verzorgtermijn, weer worden uitgezet. We spalken vleugels en pootjes, hechten wonden, voeren bij, lappen op. Alleen het opereren wordt gedaan door een dierenarts, gratis, hij was hier vroeger ook vrijwilliger.’
De meeste vogels zijn gepakt door een kat of loslopende hond. ‘Ook hebben we raam- en verkeersslachtoffers, of watervogels die last hebben van de spullen die vissers hebben achtergelaten.’ Bruinning pakt het bakje dat hij meeneemt wanneer hij op scholen voorlichting geeft, gevuld met haken en visdraad. ‘Dit halen we van en uit vogels, een enorme schadepost. Terwijl het een kleine moeite is om je troep op te ruimen zou je denken. Ik zeg weleens: verhoog de aanschafprijs van al die vispassen met een dubbeltje of twee en geef dat aan ons, dan dekken wij daarmee de financiële last die vanuit die hoek veroorzaakt wordt.’
De zorg voor elke vogel die bij het vogelasiel komt, kost 25 euro, zegt Bruinning. ‘Dat is natuurlijk een gemiddelde, de ene heeft minder nodig, voor de andere geven we honderden euro’s uit.’ De stichting draait op donateurs (ruim achthonderd) en vrijwilligers (zo’n veertig). ‘De dagelijkse bezigheden bestaan uit vogels verzorgen, verblijven schoonhouden, voedsel klaarmaken, de telefoon opnemen en administratie bijhouden,’ vertelt Bruinning terwijl hij ons rondleidt langs deels bewoonde kooien en couveuses (waarvan eentje gevuld met grote, witte eieren). ‘Nu begint een van de drukste periodes van het jaar, wanneer we soms wel zeventig vogels op een dag binnenkrijgen: uit het nest gevallen kleintjes, of hele nesten vol omdat men een haag ging snoeien en niet wist dat daar een merel huisde. Er is een hoop onwetendheid, mensen doen zelden iets expres verkeerd. Maar dat neemt niet weg dat veel dierenleed te voorkomen is.’
Ook goedbedoeld zijn we soms schadelijk bezig. ‘Wilde dieren moet je niet tam proberen te maken, het is niet voor niets verboden. Neem geen verlaten eendenjong in huis, zet niet een jonge ekster op je schouder. Want op een dag zijn ze groot en beginnen de problemen: de eend schijt het hele huis onder, de ekster gaat je pikken. En dan krijgen wij ze hier, en moeten ze dood. Want terugzetten kan niet meer, zo’n dier weet niet hoe het zich moet redden. Tja, je kunt je over heel veel opwinden in dit werk. Maar over het algemeen is het vooral fijn om iets recht te kunnen zetten van wat we als soort fout doen. Ik voel me rijker dan ik was, al is dit in financieel opzicht een van de slechtste banen die je kunt hebben.’


MeesTV
Filmmaker Tijs Tinbergen (geboren in 1947) groeide op met liefde voor natuur in het algemeen en vogels in het bijzonder door zijn vader Luuk, die bioloog was. In MeesTV, met als ondertitel ‘hoe de koolmees mij gelukkig maakt’, zien we Tinbergen in de weer met de mezenkastjes op zijn Amsterdamse balkon. Door een ingebouwde camera is het mogelijk ook te zien wat er gebeurt wanneer de mezen naar binnen zijn gevlogen: van het bouwen van een nestje, uitkomen van de eitjes, voeren van de jongen tot het uitvliegen. (Ook poes Sien zit met aandacht voor het grote scherm.) Tinbergen maakte zijn bijzonder vriendelijke, zeer Nederlandse, leven en dood bevattende en tezelfdertijd zowel diepe als lichte documentaire met Jan Musch, met wie hij vijf jaar geleden verantwoordelijk was voor het met een Gouden Kalf bekroonde Rotvos. MeesTV is een aanrader voor iedereen die een vogelkastje heeft hangen en wil weten wat zich daarin afspeelt. Voor iedereen die houdt van de natuur. Voor iedereen die een moeder heeft. Een vader; familie überhaupt. En een poes. Of had.