Mevrouw Onkruid & haar knollentuin
5 – Begrip voor Eva
Eerste jaar, september/oktober
Mevrouw Onkruid ligt languit. Dit keer expres. Eerder niet. Toen wilde ze haar Zinnia van een iets grotere afstand bekijken, het plantje dat ze heeft gekocht om de schoonheid van de knop, en dat later per bloem een andere kleur tevoorschijn toverde.
Mevrouw Onkruid stapte achteruit. Daar bleek een greppel. Vorig jaar door Buurman gegraven om overtollig water mee af te voeren. Inmiddels overwoekerd. Dus onzichtbaar.
Wat doet u daar? Buurman keek met een frons naar het tafereel aan zijn voeten: een verrommelde mevrouw Onkruid in een houding die zij in bewuste staat nooit zou hebben kunnen bereiken. Hij reikte haar zijn hand, zij hees zich overeind in de kniehoge, nu wel zichtbare uitgraving. Bedankt Buurman. Graag gedaan mevrouw. En weg was hij.
Hoe ongemakkelijk ook, dat korte ogenblik op ooghoogte tussen de grassprieten heeft mevrouw Onkruid op een idee gebracht. Zij gaat haar perspectief veranderen. Daarom ligt zij nu plat op het gras. Kijkt onder de pompoenbladeren om te zien welke wereld zich daar verschuilt. Bestudeert een lieveheersbeestje dat steeds een grasspriet opklimt, omkeert, overstapt, en zo verder. Hij heeft nog heel wat sprieten te gaan. Op weg naar wat? Een luis of wat?
Mevrouw Onkruid fantaseert over een miniatuurversie van zichzelf. Die klimt op de rug van een hommel, houdt zich stevig aan zijn zachte vachtje vast en vliegt vanaf de pompoenbloem mee door de rest van nectarland.
Als mevrouw Onkruid lang genoeg stil ligt, wordt ze zelf onderdeel van het landschap. Althans, voor insecten. Ze sluit haar ogen en voelt gekriebel op haar armen. Dan op haar voorhoofd, haar wang, haar lip. Mevrouw Onkruid ziet een vlinder voor zich die haar zachtjes beroert, de pootjes die minuscule stapjes zetten, de roltong wellicht die haar voorzichtig proeft. Ze opent langzaam haar ogen.
Haar hart staat stil. Even. Geen vlinder. Wel een libel. Met een groot rond hoofd, voornamelijk bestaand uit twee enorme oogbollen die zijn opgebouwd uit tienduizenden minioogjes.
De Wereld bestaat niet, realiseert mevrouw Onkruid zich. Hoe zij de dingen ziet, heeft niets te maken met hoe bijvoorbeeld deze drakenvlieg een en ander aanschouwt. Voor hem is hun gedeelde omgeving een voortdurend mozaïek. Alleen al zoiets feitelijks als de constructie van een oog maakt alles anders.
Zucht. Perspectiefverandering leidt tot existentiële verwarring. Niet erg. Maar genoeg voor nu. Mevrouw Onkruid staat op. In de verte wenkt Buurman. Hij wijst naar zijn boom. Die hangt vol appels. Vorig jaar had hij er maar een, en moet je nu eens zien.
Mevrouw Onkruid kijkt. En heeft ineens alle begrip voor Eva. Zo’n appel aan een tak, zachtjes deinend in de lome wind terwijl de schaduw van een paar groene blaadjes over de lichtblozende welving valt, dat is de verleiding zelve. Haar hand is al onderweg, mag ik, Buurman? Het plukken is een makkie. Hap.
Buurman kijkt verbouwereerd. Zijn zijn appels al rijp dan? Hm. Misschien is dit een zure soort. Hoe weet je of een appel rijp is? Dan zijn de pitten bruin, zegt Buurman. Aha. Even stevig doorbijten, dan ziet mevrouw Onkruid het antwoord.
En ja, de pitten blijken bruin. Rijp dus. Maar mevrouw Onkruid maakt er voorlopig liever appelmoes van.