Angela van der Elst

logo-angela-van-der-elst

Melodieën als veranderlijke wolken

Melodieën als veranderlijke wolken

De Groene Amsterdammer, november 2007

Om de hel van zijn puberteit te overleven beet de Amerikaanse liedjesmaker Andrew Bird zich vast in vioolspelen. Sindsdien blijft hij vergroeien met de muziek die hij maakt; een zeer eigen geluid van zang, viool, gitaar, gefluit en onnavolgbare teksten. Ook letterlijk. ‘Ik hou van misverstanden.’


Belfast, halfzeven ’s ochtends. Het is donker, november en lenteachtig warm op de kade van de nog stille haven. Twee taxi’s stoppen voor de deur van het veerbootkantoor. Andrew Bird stapt uit. ‘Hi.’ Meer tekst heeft hij op dit tijdstip niet. Klein, wit, weggedoken in jas en sjaal en onder een gebreide muts, vioolkoffer in zijn hand. Na Bird volgen bassist Jeremy, drummer en keyboardspeler Martin, geluidsman Neal en tourmanager Jason. Vijf mannen van rond de vijfendertig, twee ochtenden geleden vanuit thuisland Amerika naar Ierland gevlogen. Na optredens in Dublin en Belfast zijn ze nu op weg naar Schotland, waar Glasgow wacht. Ze stapelen koffers vol gitaren, cimbalen, kleren en alles wat je verder zoal nodig hebt tijdens een paar weken onderweg behendig op drie bagagekarretjes.
Vijf uur eerder hield dit herengezelschap op met werken. Vertrok toen uit The Speakeasy Bar; de plaatselijke hang out voor studenten. Waar de lucht van bier zwaar was en schoenen bij elke stap aan de vloer plakten. Het ‘drietal Bird’ gaf er z’n tweede optreden van de Europese novembertour die de 24e eindigt in Den Haag. Ongeveer tweehonderd jongeren stonden voor het kleine podium – drie bij zes; meer was het niet – en waren getuige van de fabelachtige talenten van Bird.
Zijn talent voor het uit een viool toveren van ongedachte geluiden en melodieën. Voor het zingen met een stem die recht je hart in gaat. Voor lyrisch vogelachtig fluiten, dat achteloos uit zijn mond lijkt te ontsnappen. Voor het schrijven van teksten die zelden helder zijn maar werelden oproepen die intrigeren, ontroeren, amuseren. Bird zingt over de vraag waar het zelf zit en wie dat bepaalt, de namen die dingen nu eenmaal gekregen hebben, het passend maken van mensen met behulp van maatbekers.

Misunderstandings
Dat Birds hersenspinsels niet per se begrijpelijke liedjes opleveren vindt hij geen enkel bezwaar. Integendeel. ‘I like misunderstandings. Ik houd van zingen, en heb dus woorden nodig. Maar die hoeven niet letterlijk iets te betekenen. Ik wil dat mensen van mijn muziek kunnen houden ook zonder dat ze precies snappen waarover ik zing. Maar als je de behoefte hebt om meer te vinden kan dat, want het gaat wel ergens over.’ Vooral over zaken die zich afspelen in het gebied van het vage denken, waar dromen, fantasieën, associaties en grote vragen met elkaar verstrengeld raken.
Bovenop dit alles heeft Bird ook nog het talent om op een podium volledig samen te vallen met zijn muziek en dan tot grote hoogtes te stijgen. ‘Ik ben zelf ook elke keer benieuwd wat er in me zit en wat er op een avond uit komt.’
Dus kan het gebeuren dat er een geladen stilte ontstaat waarin het Engelse publiek en masse geconcentreerd luistert of het lied nu echt afgelopen is, of dat er toch nóg een geluid zal komen. Bird zelf, ogen dicht, viool tegen de schouder, strijkstok in de aanslag, lijkt ook te wachten of hij nog iets hoort of voelt aankomen. Maar nee, dit was het. Het blijft stil.
Bird daalt weer even, kijkt op, ontvangt bescheiden het applaus en gejoel.

Rijstwafels
Weinig seks, drugs en rock ’n roll op deze tournee. Wel veel rijstwafels, biologische groente en water. Allemaal voor dat ene doel: elke avond weer prachtige muziek uit de toppen van de Amerikaanse tenen maken. Want voor minder doet Bird het niet.
Zijn lastig te omschrijven zeer eigen stijl moet zijn ontstaan op een plek waar veel stilte en ruimte is om te luisteren naar wat er in jezelf gebeurt en ontstaat. Jarenlang voedde hij die plek met geluiden van overal ter wereld: Hongaarse zigeunerklanken, klassieke muziek, Afrikaanse percussie uit de jaren zeventig, jazz, country blues, nummers van Duke Ellington, Charlie Patton, Ray Charles.
Bird heeft alles opgezogen als een spons, maakte zich de uiteenlopende muziek eigen door het na te spelen. ‘Ik ben niet zo goed in noten lezen.’ Dus gebruikte hij zijn viool, stem en gefluit. ‘Ik fluit altijd al. Mensen werden er gek van.’
Inmiddels heeft hij twaalf cd’s gemaakt – Armchair Apocrypha verscheen in maart dit jaar en is de meest recente – en is hij al een jaar of twaalf op tournee. Speelt vooral in Amerika en Europa; in januari heeft ‘ie z’n vuurdoop in Australië. En hoeveel Bird ook van optreden houdt, hij zegt te verlangen naar zijn barn. Waar hij graag komt. Maar bijna nooit is. Bird kocht de plek die hij als kind met zijn familie tijdens vakanties bezocht, en noemt het een van zijn beste beslissingen van de afgelopen jaren. ‘Al was het alleen maar omdat ik er nu steeds in gedachten naartoe kan gaan.’

Andrew Bird

Pechvogel
De boerderij ligt in de Midwest van Amerika, op een paar uur rijden van zijn huis in hometown Chicago. En afgelopen week was hij er toevallig wel, vlak voordat z’n Europese tournee begon. Hij hakte er hout met zijn vader, voerde zijn achtentwintig kippen. Het is een goede, gezonde groep, zegt Bird. ‘Niemand valt erbuiten.’ Want daar zijn kippen goed in: een pispaaltje kiezen. Eén kip gebruiken om alle spanningen en frustraties op af te reageren; die pechvogel zó vaak te pikken dat ‘ie nauwelijks een veertje overhoudt.
Bird is zelf zo’n pispaal geweest. ‘Toen ik vijftien, zestien was ging het slecht. Ik kreeg elke dag klappen. Kinderen kunnen gemeen zijn.’
Het heeft hem niet kapotgemaakt. Beschadigd, dat wel, maar daardoor ook bijgedragen aan wie hij nu is, hoe wrang dat ook klinkt. Maar juist door op te groeien als vreemde eend in de bijt, als een ‘langzame leerling’ – vooral geboeid door geschiedenis en literatuur -, als de broer van een uit huis wonend autistisch broertje waarmee Bird zich tijdens zijn puberjaren sterk identificeerde (‘Ik dacht dat ik misschien een vorm van autisme had die zich tijdens je volwassenheid openbaart’), beet Bird zich vast in vioolspelen. Het enige waarin hij goed scheen te zijn. Het enige dat lang geen competitief element in zich droeg. Het werd een onderdeel van zijn identiteit. ‘Ik studeerde zes tot acht uur per dag, vastbesloten een fantastische violist te worden.’
Bird vertelt het terwijl de glooiende contouren van Ierland langzaam uit het zicht verdwijnen. ‘Mijn moeder had toen ze jong was het romantische idee dat haar kinderen later viool zouden spelen. Dus ging ik op m’n vierde op les. In een groep samen met haar, en individueel.’ De droom van moeder Bird leidde haar zoon naar het conservatorium. ‘En toen ik daar vanaf kwam wilde ik niets liever dan bewijzen dat ik kon leven van muziek maken. Maar ik werkte zo hard dat ik mijn arm blesseerde. Door de pijn kon ik een tijdlang niet meer spelen.’
Paniek. Want ‘I put all my eggs in one basket’. Wat nu? De wet van Cruijff trad in werking: het nadeel bleek een voordeel in zich te dragen. Bird merkte dat de wereld uit meer bestond dan alleen vioolspelen. Hij pakte een gitaar en glockenspiel, ging teksten schrijven, kwam in contact met andere kunstenaars. ‘Al met al had het een bredere benadering van muziek tot gevolg. Niet alleen laten zien hoe goed je kunt spelen en hoeveel stijlen je beheerst.’

Vliegen
Het is bijzonder om te zien wat muziek maken op een podium voor publiek met iemand kan doen. De Andrew Bird off stage is fragiel; alles aan hem lijkt zo smal en licht mogelijk te zijn gebleven om hogere sferen makkelijker bereikbaar te maken. Behalve zijn voeten, die zijn opvallend groot. Handig bij het landen. Bird praat weinig en zacht, probeert te slapen zodra de gelegenheid zich voordoet. On stage daarentegen is hij sterk en krachtig, alom aanwezig met zijn geluid dat uit zijn instrumenten en mond komt en moeiteloos in elkaar vervloeit. Wat op beide plekken hetzelfde is, is zijn vriendelijkheid, gevoel voor humor en de heldere blik uit zijn donkerbruine ogen. ‘Op het podium durf ik veel meer. Tegenover een groep toeschouwers kan ik gek genoeg pas echt ademen. In tijden zonder optredens krijg ik paniekaanvallen, word ik onrustig. Heb ik geen doel.’
Vliegen is daarom voor Bird van levensbelang, en dat kan hij als hij vol overgave musiceert. ‘Het is niet echt een religieuze ervaring. Maar toch zoiets. Als ik in de juiste toestand ben, heb ik geen gedachten. Niet aan wat er was en aan wat zal komen. Ik ben dan constant in het nu, één met de muziek.’ En dat is het wat dit leven de moeite waard maakt. Waarop alles is ingericht: die paar uur zweven op het podium. ‘Als het daar niet goed gaat, waar doe ik het dan allemaal voor?’
Een fan vroeg het hem eens, tussen twee liedjes in. Bird vertelde de zaal over de dag die achter hem lag; al het reizen, de vermoeidheid. Zoals hij dat ook in Glasgow doet in de club The Arches; een ruimte onder de bogen van het antieke treinstation. ‘Op een dag riep iemand ‘Why do you do it?’’ Een goede vraag, vindt Bird. Maar niet op dat moment. Want het antwoord is niet een, twee, drie te formuleren. ‘Ik ben bezig met een liedje over het vergroeien met je werk. Omdat ik een soort dier ben geworden dat dit ene ding doet. Wat niet gezond is voor mijn lichaam. Al dat vroege opstaan, het reizen, de jetlags, de uitputting.’

Vaagheid
Het verklaart de tomaten, groene salades en thee, fruit en olijven die op bestelling in de kleedkamers klaar staan. Oké, er is ook bier, een chocoladereep, wat cola, een zak chips. Maar de afname daarvan is minimaal. ‘Alles wat je eet, drinkt en zegt, heeft invloed. Ik wil op mijn best op het podium staan. En weet inmiddels dat ik een bepaalde balans moet hebben, mijn chemie in de gaten moet houden.’ Onder andere geleerd door het instorten tijdens een optreden in Newcastle, een paar jaar geleden. ‘Toen reed ik ook nog zelf rond, ik speelde solo. Na negen uur in de auto ging ik soundchecken en spelen. Niet verstandig.’
Wel verstandig is daarom zoveel mogelijk slapen. Wat niet altijd lukt, maar koppig geprobeerd wordt. Opgerold ligt Bird in de wachtruimte van de veerboot, of ingestopt in zijn eigen kleren in de trein. ‘Ik probeer mezelf de hele dag in een soort coma te houden. Als ik thuis ben, drink ik ’s ochtends koffie, maak een groot ontbijt, en ga dan aan mijn muziek werken. Op tournee wil ik alles zó doen dat ik het podium opga in een soort toestand van vaagheid. Maar met een scherp randje.’ Dat randje wekt hij op door het zo’n anderhalf uur voor aanvang van het concert drinken van een espresso of twee, tijdens het aarzelend op een servetje schrijven van de setlist. Welke nummers te kiezen in een ruimte die zo galmt als The Arches in Glasgow?

Surrealistisch
Alles wat Bird maakt, begint met een melodie. ‘Ik heb er steeds een paar in m’n hoofd waar ik aan werk. Vroeger wilde ik nog weleens een opnameapparaatje gebruiken, maar nu denk ik: wat ik me niet herinner, was het ook niet waard bewaard te blijven. Als ik een lang stuk ga autorijden bijvoorbeeld pak ik een melodie uit z’n laatje en ga eraan werken. Ik zie het dan ook voor me. Als een wolk, een gas, een van vorm veranderende substantie.’
En Birds liedjes blijven verschillende gedaantes aannemen. Hij zet hetzelfde nummer in andere uitvoeringen op cd’s, speelt op het podium niets zoals het op de plaat staat, blijft zoeken. ‘Ik snap niks van muzikanten die een cd maken, een jaar toeren, steeds hun liedjes op min of meer dezelfde manier spelen, en dan thuis weer nieuwe nummers maken. Bij mij is het een voortdurend proces. Juist op tournee schrijf ik veel, al was het maar om m’n creativiteit te bewaren tijdens al die uren hangen op vliegvelden.’
Ook past Bird nummers aan aan de plek waarop hij speelt, omdat die verschillende energieën kunnen opwekken. Door de grootte van het podium bijvoorbeeld, en dus de afstand tussen hem en de twee andere muzikanten. Of de mate waarin het geluid zich vrijelijk door de ruimte kan bewegen. Het levert in het kleine, smalle zaaltje in Belfast een intens optreden op, en onder de bakstenen bogen in Glasgow een wildere avond.
Na afloop zijn er fans, die Bird een hand geven en bedanken. Een meisje dat hij eerder ontmoette hoopt op een afterparty. Maar helaas, dat zit er niet. Zelden eigenlijk. Bird is moe. Drinkt een Guinness en een whisky, kletst nog wat en verdwijnt dan in de tourbus die de heren door Engeland, Frankrijk, Zwitserland, België en Nederland zal rijden.
Hij gaat slapen. Dromen van zijn boerderijschuur. En misschien wel van de pauw die op een dag opeens op de pick-up truck van zijn overleden opa zat. ‘Prachtig was dat. Surrealistisch. Pauwen komen daar helemaal niet voor.’ Bird lijkt ‘m weer voor zich te zien. ‘Het was zo bijzonder dat ik niet eens meer zeker weet of het wel echt gebeurd is.’